Het was in 1947 dat Ben Pon sr, de Nederlandse importeur van Volkswagen, bij een fabrieksbezoek in Wolfsburg een voor intern transport gebruikt karretje zag dat gebaseerd was op de VW Type 1, ofwel De Kever. De ‘Oude Ben’ zag er commerciële mogelijkheden in als bestelbusje en schetste dat voor zijn gastheren/zakenpartners op een op blaadje papier. In 1950 werd de Type 2 in productie genomen.
Veiligheidseisen
Nu, 63 jaar later – een absoluut duurrecord voor een automodel – wordt de productie in Brazilië gestaakt omdat de Transporter, zoals hij officieel heet, niet meer voldoet aan de veiligheidseisen die daar vanaf volgend jaar gelden. De Transporter werd nergens anders meer geproduceerd. Intussen werden er in Duitsland 2.142.918 exemplaren van gebouwd en in Mexico en Argentinië, maar vooral in het Braziliaanse Sâo Bernardo do Campo (Sint Bernard, maar niet vernoemd naar Ben Pon), heeft productie van de Transporter plaatsgevonden: in totaal werden het er wereldwijd meer dan tien miljoen.
Het Volkswagenbusje heeft bij ontelbaar veel mensen een speciale plek in hun hart veroverd. Als uniek bedrijfstransportmiddel, als kampeerbusje en als hippie-woonwagen. Bij mij is het vooral de auto waarin ik écht heb leren autorijden.
'Mijn' bestelauto
Dat kwam zo: toen ik begin jaren zestig (jawel, van de vorige eeuw) al snel door m’n karige studiebeurs heen was, zocht ik naar een aanvullende inkomstenbron. Die deed zich voor als chauffeur op een bestelauto van een redelijk groot Amsterdams bedrijf voor woning- en vooral kantoor- en bedrijfsinrichting. Die bestelauto was een grijs Volkswagenbusje, eentje met klapdeuren aan weerszijden van de laadruimte. Afgezien van de in mijn ogen toentertijd niet onaardige beloning, waren de bijkomende emolumenten het door de week ter beschikking hebben van gemotoriseerde transport (hij mocht ’s avonds mee) én een aanvulling van m’n rijvaardigheid – waarvoor trouwens al een leuke basis was gelegd met een droomvakantiereis met een Kever naar Griekenland, zeg maar een expeditie, in die tijd.
Het werk bestond uit het afleveren van materialen en gereedschappen aan de behangers, stoffeerders en andere ambachtslieden op diverse locaties in de stad en ook wel een beetje daarbuiten. De firma had een enorme opdrachtgever in de toen krachtig expanderende Vrij Universiteit, die over een schier ontelbaar aantal panden in de stad was verspreid. En overal was altijd wel wat te doen.
Dus sleepte en sjouwde ik met rollen zeil, potten linoleumkit, zakken gips, haalde gordijnen op die door thuiswerksters werden gemaakt en hing Luxaflexen op in door gniffelde bakvissen bemande koekfabrieken. En manoeuvreerde lustig door het toen nog aardige Amsterdamse verkeer.
Een bewijs van de vaardigheid die je daarin ontwikkelde moge geleverd zijn door het feit dat ik eens over het Spui reed – dat kon en mocht toen nog – waar de weg bijna versperd was door een melkkar rechts en een kiepwagen links. Ik kon er nèt tussendoor dacht ik. Net niét dus, want beide buitenspiegels liepen bij de passage een tik op. Let wel: ze waren niét kapot, maar alleen versteld.
Maar het ging niet altijd goed. Een keer heftig remmen, uiteraard voor een fietser, resulteerde in een lawine in de laadruimte. Niet echt veel schade, maar een blik linoleumkit was omgevallen én opengegaan. Als u dat spul kent, het is kleverige viezigheid, die toen alleen met peut of zo opgeruimd kon worden. Echter, dat had ik niet aan boord en de kit was van het sneldrogende soort.
Maar achterin lag ook nog een overtollig en dus ongebruikt stuk vloerbedekking, Heugafelt naar ik me herinner. Dus de gemorste kit netjes uitgesmeerd over de ribbelvloer van het busje en toegedekt met het tapijt, dat meteen Vast Tapijt was. Het wat bijgesneden en zo een nadeel in een voordeel veranderd. En maar hopen dat ze het in het weekeinde niet op zouden merken.
Leermeester
IJdele hoop: maandagochtend moest ik metéén bij de baas komen. Daar zou wat zwaaien, maar néé. Ik werd geprezen voor het verfraaien en beter bruikbaar maken van het busje. En – hij had me toch al een tijdje in de gaten – of ik geen trek had in een wat meeromvattende carrière in het explosief exponerende woninginrichtingsbedrijf? Dat overviel me nogal.
Niet veel later kreeg ik de kans bij Het Parool te beginnen als leerling-journalist. En daar bleek het later goed van pas te komen dat ik écht had leren autorijden. In een Volkswagenbusje.
Schrijf een review