Het hele Maybach-project heb ik altijd hoofdschuddend bekeken. Kort nadat Mercedes-Benz echt een topprestatie had geleverd door de vorige editie van hun magnifieke S-Klasse zo enorm af te laten slanken dat die een onwaarschijnlijke elegantie ten toon spreidde, maar toch welgemeten nog wat groter was dan de bonkige reus van de door mij ‘Helmuth Kohl’, genoemde voorganger, begon er ergens in het brein van een topmanager op het hoofdkantoor iets te knagen. Is die mooie slanke S wel imposant genoeg voor onze minder fijnbesnaarde klanten, die toch vooral graag willen laten zien dat ze meer dan voldoende poen hebben om hun status wat nadrukkelijker te onderstrepen?
Het onzinnige antwoord was in 2002 een automobiel die alle andere moest overtreffen. Die de vloer moest aanvegen met statussymbolen als Rolls Royce en Bentley, de traditionele Britse topmerken voor de rich and famous – die toevállig net allebei in (verschillende) Duitse handen waren gekomen. Mercedes moest en zou upstarts als Volkswagen en BMW toch voor kunnen blijven?
Helemaal duidelijk is me ook nooit geworden waarom zo’n operatie niet onder de vlag (of liever: ster) van het eigen merk uitgevoerd kon worden. Kennelijk vonden ze zelf het trotse Mercedes niet meer prestigieus genoeg, een merkwaardige houding voor een fabrikaat waar iedereen toch eigenlijk alleen maar buitengewoon trots op zou kunnen zijn. Dus werd het gestorven Maybach opgegraven, een echt prestigemerk van vóór die oorlog die ondanks ook Mercedes’ inspanningen werd verloren. En daar was dan de Maybach 57, waarbij de typeaanduiding duidt op de lengte in decimeters. Hij werd onmiddellijk aangevuld door de Maybach 62, waarin de verwende eigenaar niet alleen zijn benen achterin volledig kon strekken, maar zich ook geheel liggend kon laten vervoeren. Het heette immers: in een 57 rijdt de eigenaar zelf, in de 62 doet zijn chauffeur dat.
Maar echt verkopen deden ze geen van beide, hetgeen voor Mercedes nog geen aanleiding vormde om het grote ongelijk te erkennen en er zo snel mogelijk mee te stoppen. In tegendeel, er werd een S-versie in het leven geroepen, onder het kennelijke motto dat, als de oliesjeiks en de yakuza-bonzen het in teleurstellende mate af laten weten, je dan maar de playboy-zoontjes in de woestijnen en de yuppen onder mafia-enforcers op moet zoeken met een nóg wat duurdere, ietwat sportiever aangeklede en snellere uitvoering van je prestigebak. Nóg meer vermogen – en nog wat extra gewicht op de koop toe.
Ik kan me de introductie van die Spezial, in 2005 op dat lekkere circuit Ascari van Klaas Zwart nabij het Zuid-Spaanse Ronda nog goed herinneren. Het was een gebeuren in stijl, met magnifieke hotelaccommodatie in Marbella en veel rondrijden in gechauffeerde Maybachs. Naar Ascari mochten we zelf rijden en voor een bakbeest van 2,7 ton reed het werkelijk niet verkeerd. We berekenden wel dat je niet al te veel lading mee kon nemen, anders was rijbewijs BE niet voldoende.
Op Ascari mochten we niet zelf, maar konden we instappen bij onder anderen een ontwikkelingsingenieur die echt over een superieure wagenbeheersing beschikte. Hij liet de S driften dat het een lust was, hetgeen ook bij hemzelf een brede grijns op het gelaat toverde. Verfrissend was dat hij het hele Maybach-project in het algemeen en deze Spezial in het bijzonder ernstig relativeerde.
Ik voeg hem wat dat oproken van die banden wel niet kostte en hij bekende dat er per auto (er waren er drie) dagelijks een setje banden werd opgesoupeerd. Kosten zo’n 3.200 euro. Per band.
Met deze heilzame kennis gingen we nog wat vlotter terug naar Marbella, De weg daarheen vanaf Ronda konden we drómen, want ik weet niet hoeveel introducties ik in die streek al heb meegemaakt. Maar het vlotte tempo bleek niet te handhaven. Al na een paar kilometer trad het complete dashboard in alarmfase drie met de melding dat we de Maybach onmiddellijk aan de kant moesten zetten. Remmen oververhit. Duurde érg lang voordat ze voldoende waren afgekoeld, maar vlammen hebben we niet gezien, zoals die keer bij de afdaling per Saab Cabrio vanaf Isola 2000.
Dus kalmpjes verder, zonder aanspraak te doen op die 62 pk’s extra, die huistuner AMG bovenop de standaard 550 pk had geschroefd. Totaal overbodig dus – net als het hele Maybach. Het heeft Mercedes precies tien jaar gekost om tot dat inzicht te komen.