Zoals voor velen van mijn generatie was een Volkswagen Kever m’n eerste auto. Maar het was ook in zo’n Kever dat ik voor het eerst zélf een stukje heb gereden. Dat vond plaats op een groot parkeerterrein in Katwijk, waar mijn ouders, samen met een oom en tante een vakantiehuis hadden gehuurd. Heel wat anders dan Zandvoort of Bergen waar we dat tot dan toe ‘s zomers deden, mogelijk omdat de Tour de France er zou passeren, die dat jaar voor het eerst een startplaats buiten Frankrijk kende, namelijk Amsterdam.
Porscherijder
De eerste etappe, die in Antwerpen eindigde en werd gewonnen door Porsche 356-rijder Wout Wagtmans, voerde door Noordwijk en Scheveningen en ook door de weinig mondaine vissers- en badplaats Katwijk aan Zee. Ik herinner me de opgewonden karavaan nog goed, maar het peloton was in een paar tellen voorbijgeflitst.
Het was ook het jaar van een WK voetbal, waarin Duitsland (voor het eerst) het oppermachtige Hongarije versloeg. Dat we die wedstrijd in een openbare gelegenheid op tv hebben kunnen volgen mag een wonder heten, want normaal kon je in het gristelijke vissersdorp op zondag nog geen kop thee kopen.
De aanwezige oom was, in zijn functie als vertegenwoordiger bij een papierconcern, in het gelukkige bezit van een Kever. De eerste was een grijze, maar in Katwijk was het al een mooie zwarte, precies zoals de 53’er hierbij op de foto, en hij was zo aardig het kleine autogekke neefje van elf op een parkeerterrein aan het einde van de boulevard af en toe een stukje te laten rijden.
Ik vond dat véél leuker dan spelen op het strand en de al ontkiemende autogekte schoot er onverwoestbaar wortel door. Oom kwam er niet geheel zonder kleerscheuren vanaf, want hoewel rembekrachtiging nog niet voor Kevers was weggelegd, deed mijn eerste rempoging hem wel met het voorhoofd tegen de mica zonneklep belanden – en dat bloedde als een rund. Toch mocht ik het daarna nog een paar keer proberen. Ik zei al: hij was aardig.
Naar Griekenland
Mijn grondige kennismaking met de Kever vond acht jaar later plaats, toen we (de latere D66’er Gerrit Jan Wolffensperger, de ons helaas ontvallen veilingmeester Jan-Pieter Glerum en schrijver dezes) na ons eindexamen het plan hadden opgevat Griekenland te bezoeken. Je hád tenslotte gymnasium gedaan. JP (voor ons ‘Pietje’) Glerum vertelde dat een oom met een verhuurbedrijf hem als eindexamencadeau voor een maand een Kever ter beschikking had gesteld. Dus dát was geregeld en gíngen we, met Keegel als enige rijbewijsbezitter: JP had een week voor de vakantie rijexamen moeten doen, maar had zich daarvoor ‘verslapen’.
Het werd een gewéldige vakantie, met vooral door Joegoslavië spannende ritten. Op de vaak tweebaans Avtopat trokken inhalende vrachtwagens zich niets aan van tegemoetkomende zwarte Kevers, dus dan kon je alleen maar de berm in vluchten. Het engste was nog een bijna-aanvaring met een laagvliegende ooievaar, nét op een stukje dat JP toch eventjes het stuur had overgenomen. Op ernstig verzoek van Gerrit Jan ben ik verder de enige chauffeur geweest.
VW-beige
En die Kever, die geeft nog geen seconde gesputterd. Hij was dan ook bijna-nieuw, heel anders dan het bejaarde exemplaar dat mijn eerste eigen auto zou worden. Dat was er eentje in dat bekende VW-beige en ik kocht ‘m in 1970 voor duizend gulden (zo’n € 450), van pianist Polo de Haas, want we waren naar een nieuwbouwflat in Amsterdam-Noord verhuisd, kort na de opening van de IJ-tunnel. En dan moést je een auto hebben.
Die puntgaaf-ogende beige Kever, met een forse tweetoons Fiamm-toeter buiten achter het linker voorspatbord gemonteerd, sputterde wél. Hij hield namelijk niet van water en als het hard ging regenen ging-ie op drie pitten lopen. Soms verzoop hij dan helemaal en moest je de verdeler droog wrijven om ’n weer aan de gang te krijgen. Maar doorgaans dééd hij het.
Dure boodschappen
Tot een noodlottige zaterdagmiddag. Boodschappen deden we dan in het centrum, want we gingen liever naar dé kruidenier in de Leidsestraat (waar je toen nog leuk doorheen kon, met de auto) dan naar de super om de hoek in Noord. Maar het werden die keer dúre boodschappen, want bij het oversteken van het Spui werd ik vol geramd door een uit de Nieuwezijds Voorburgwal aanstormende VW Type Twee, wat we doorgaans een 'Volkswagenbussie' noemden.
Het had Duitse kentekenplaten, maar bestuurder en verdere bemanning waren daar gelegerde Amerikaanse soldaten - en zo stoned als een deur, tenslotte ook toen al dé reden om het fameuze Emsterdem met een bezoek te vereren. “I didn’t expect you to come from the right”, waren de gestamelde excuses van de heel aardige chauffeur. Wat moet je dáár nou op zeggen? Enfin, we hebben de formaliteiten afgehandeld en m’n eerste Kever werd weggesleept. De verzekeringmaatschappij van de Army heeft alles keurig geregeld, maar de dagwaarde van het wrak bedroeg 360 gulden. Dat was het einde van m’n Kever tijdperk. Althans, tenzij je een ‘platgeslagen Kever’ meetelt.