Het revolutionair ontwerp van de in eerste instantie 2,8 liter grote VR6-motor maakte het mogelijk een zescilinder in compactere auto’s te lepelen. Vanwege hun afmetingen kwam een conventionele zes-in-lijn of een V6 hiervoor niet in aanmerking.

De VR6 had een blokhoek van slechts 15 graden waardoor de cilinders dichter bij elkaar stonden dan in een lijnmotor, zonder dat de motor overmatig breed werd. De compacte afmetingen maakten dwarse plaatsing in het motorruim mogelijk. Daardoor paste de VR6-benzinemotor in de Golf en de Vento, net als in de sportieve Corrado en later de Passat.

In de loop der tijd kreeg het VR6-concept de beschikking over vier kleppen per cilinder, de naam van de krachtbron veranderde in V6 en er volgde ook een V5-variant. Het V6-model van de Passat maakt ook gebruik van het 'oerconcept' met de blokhoek van 15 graden, al is het volume inmiddels opgeboord tot 3,6 liter en is de motor voorzien van directe brandstofinspuiting. Het maximale vermogen bedraagt 300 pk.