Citroën bewaart historische schatten in het Conservatoire

350 historische modellen bijeen

Statische musea raken steeds minder in zwang. Zeker als het om auto's gaat. Auto's moeten rijden en doen dat meestal in musea niet. Een reden waarom Citroën de poorten van haar Conservatoire niet voor het grote publiek open zet.

De verschillende fabrieksvestigingen van Citroën hielden er in het verleden ieder hun eigen kleine collectie op na. Ook bij de ontwikkelingsafdeling stonden diverse auto's in hoeken te verstoffen. Vandaar dat werd besloten al deze deelcollecties samen te voegen in één gebouw. Dat werd gerealiseerd op het terrein van de fabriek in Aulnay, ten Noorden van Parijs. De jaarlijkse productie bedroeg daar honderdduizenden modellen van zowel Citroën als Peugeot. Maar die tijd is niet meer. De meeste fabriekshallen zijn afgebroken, maar het in 2001 opgetrokken Conservatoire Citroën heeft er aardig wortel geschoten.

Automobilia

Citroën bracht in de collectie van het Conservatoire zijn 700 voertuigen onder. Niet alleen productiemodellen uit de hele historie, maar conceptauto's, vrachtwagens, bussen en tractoren. Indrukwekkend is bovendien de enorme collectie aan automobilia van bijzondere onderdelen, maar ook gevelborden, oude fabriekspoorten, een schier oneindige hoeveelheid miniatuurmodellen en bijzondere maquettes gemaakt door de ontwikkelingsafdeling. En daarbij dan nog het lijvige papieren archief.

Twee mensen

Dat papier mag wel veel zijn, het grootste volume wordt ingenomen door de voertuigen, waarvan ongeveer de helft in een museumopstelling staat. Het Conservatoire Citroën heeft permanent slechts twee mensen in dienst. Die zouden aan het afstoffen van de auto's al een dagtaak hebben, dus daar wordt geen tijd voor gereserveerd.

André Citroën

Een week na het tekenen van de vrede waarmee het einde van de Eerste Wereldoorlog werd bezegeld kreeg Citroën van de Franse rijksdienst voor het wegverkeer goedkeuring voor het eerste model. Het A-type. André Citroën produceerde deze eerste auto op een lopende band. Dat had bij tijdens een bezoek gezien bij Ford in Amerika. Het was voor Europa een primeur dat Citroën geen opties aanbood, maar de auto's compleet assembleerde met carrosserie en verlichting. Die koets was gemaakt uit hout waarop de metalen buitenkant was gehamerd. daar kwam met het B-type in 1924 al meteen verandering in. Dit model kreeg een volledig metalen carrosserie. In Frankrijk aangeduid met 'tout acier'. André Citroën heeft het patent hiervoor gekocht, een werkwijze die hij vaker bezigde. Veel unieke vindingen zouden door de bedenkers nooit geïndustrialiseerd kunnen worden. De uitvinders verdienen zo geld en Citroën troeft de concurrentie af. Wat bedenkt André Citroën dan wel zelf? Publicitair is hij heel sterk. Daarom staat zijn naam in duizenden lampen jaren lang op de Eiffeltoren.

Traction Avant

Maar met publiciteit alleen komt Citroën er niet. Daarom komt er op jammerlijke wijze een einde aan het tijdperk van Citroën met het faillissement in 1934. Het bedrijf heeft teveel geïnvesteerd in een compleet nieuwe auto. Deze Traction Avant blijkt zeer vooruitstrevend en beschikt onder meer over een zelfdragende carrosserie en voorwielaandrijving. Een bandenfabrikant neemt Citroën over. Een jaar later laat André Citroën het leven. De verschillen tussen de traditionele Rosalie en de hypermoderne Traction Avant zijn zo groot dat het oude model ook nog in productie blijft. Niet alle klanten zien de voordelen van de vooruitgang. Zo vertrouwt menigeen de hydraulische remmen niet en gaan liever voor de bekende kabelremmen. Citroën lanceert in de jaren dertig meer noviteiten zoals motorblokken opgehangen in rubbers (moteur flottant) en een grille met bewegende lamellen.

Oer-2CV

Gelukkig verdwijnt met André Citroën niet het innovatieve vermogen van het merk. Dat blijkt uit de volgende ontwikkeling in de geschiedenis van het merk. De 2CV wordt ontwikkeld voor de gewone man die een lichtgewicht, betaalbare en zeer comfortabele auto krijgt voorgeschoteld. De officiële typegoedkeuring wordt op 9 september 1939 uitgereikt, terwijl de ontwikkeling al in 1936 is gestart. Die datum staat beter bekend als het begin van de Tweede Wereldoorlog. Daarom blijft de productie op dat moment beperkt tot tweehonderd exemplaren. Heel lang leek het alsof er daar geen een van over was gebleven. Toch kon Citroën in 1977 uit nog beschikbare onderdelen een oer-2CV bouwen met de oorspronkelijke aluminium koets. Op zoek naar die onderdelen stuiten medewerkers in een oude boerderij op het terrein van de testbaan op maar liefst drie complete vooroorlogse 2CV's. Hoe die op de zolder terecht zijn gekomen, kan niemand vertellen. Er bestaat daar namelijk geen toegang waar hele auto's doorheen kunnen. Maar met het zich op de nieuw gebouwde oer-Eend houdt Citroën deze vondst tot in1998 geheim. Het niet gerestaureerde drietal staat inclusief begeleidende foto's in het Conservatoire.

Luchtgekoeld

Uiteindelijk duurt het tot 1948 voordat de serieproductie van de 2CV aanvangt. Een auto waarvan de ontwikkeling weer helemaal opnieuw is opgestart. De auto heeft een carrosserie van plaatstaal en krijgt de bekende motor die met lucht wordt gekoeld. De originele basisprincipes rondom comfort en betaalbaarheid staan fier overeind.

DS, SM, CX...

Wie zoekt naar emblematische modellen die is bij Citroën aan het juiste adres. Immers de DS, SM en CX spreken velen tot de verbeelding. Vooral de DS mag door zijn schoonheid worden geroemd en vormt een enorm verschil met alles wat er daarvoor op de wereld rondreed. De Citroën SM met Maserati-motor wekt nog steeds veel bewondering op, maar werd op het verkeerde moment gelanceerd. Het concept werd genekt door het hoge brandstofverbruik en dat precies in de oliecrisis. De DS wordt opgevolgd door de CX die een lang leven beschoren is. Zowel het eerste type als de allerlaatst geproduceerde CX staan in de verzameling van het Conservatoire.

Bezoek

Ondanks dat het Conservatoire Citroën geen officieel museum waar bezoekers zich kunnen melden en een kaartje kunnen kopen, kan de collectie wel af en toe worden bezocht. Wie wil weten hoe dat in zijn werk gaat, kijkt op de webpagina over de collectie.