Auto-icoon: Daf 55, of de explosie van het pientere pookje

In de rubriek ‘Auto-Iconen’ memoreert Robbert Keegel zijn persoonlijke belevenissen met beroemde automobielen. Ditmaal de DAF 55, wereldberoemd in Nederland en - beperkte - omstreken. De gereden uitvoering had knallende specificaties. Letterlijk, zo bleek...

Een Dafje 55 dat 168 liep.
Ook bij de politie werd de 55 opgevolgd door de 66.

Na het tragisch overlijden van m’n Kever, door toedoen van een behoorlijk stonede – ‘I didn’t expect you to come from the right’ – in Duitsland gelegerde GI, moest ik wel uitzien naar vervangende wielen. Het werd een rode Daf 55, die bij het hoofdkantoor van DAF te Eindhoven dienst had gedaan om gasten van en naar het station, de luchthaven, of de fabriek te Born te brengen en die voor de boekwaarde (hoeveel precies weet ik niet meer) van de hand werd gedaan. Het loste mijn vervoersprobleem prima op.

De 55 was de grootste en meest succesvolle Daf-personenauto (van 1967 tot 9172 153.263 stuks van gebouwd), van de Brabantse fabriek die voor de Tweede Wereldoorlog door de gebroeders Van Doorne was opgericht, eerst als Van Doorne’s Aanhangwagen Fabriek en die, toen na de oorlog werd begonnen met de bouw van eerst legertrucks en vervolgens civiele vrachtwagens, werd omgedoopt in Van Doorne’s Automobiel Fabriek.

Variomatic
De technisch geniale Hub van Doorne vond een automatische versnellingsbak voor (ook kleine) personenauto’s ideaal en bedacht een traploze transmissie, de Variomatic, die berustte op door een rubberen snaar verbonden poelies met variabele diameter. Het was de eerste traploze transmissie voor een auto, bijgenaamd ‘Het Pientere Pookje’.

Het werkte meer dan voortreffelijk en om de Variomatic aan de man te brengen ontwierp Hub een kleine personenauto, met een luchtgekoelde tweecilinder van 600 cc en 22 pk, die onder de naam DAF 600 in 1958 het daglicht zag. Het succes ervan was meteen redelijk, maar het image van de kleine was, mede doordat het GAK ze ruimschoots ter beschikking stelde van gehandicapten, niet helemaal ideaal.

Michelotti
Toen er begin jaren zestig een groter type was ontwikkeld, met een door de Italiaanse carrossier Giovanni Michelotti (meer bekend van diverse BMW’s en Triumphs) ontworpen koetswerk, dat eerst als Daf 44, met een grotere versie van de eigen tweepitter, en vervolgens ook als Daf 55, met een watergekoelde viercilinder van Renault, werd het hoogste tiojd om het image van ‘Truttenschudder met jarretel-aandrijving’ wat op te krikken. De autosport zou daarvoor de aangewezen weg zijn.

De goede wegligging van de 55 en het geringe gewicht hadden hem al onder de aandacht van rallyrijders gebracht, met de nodige successen. Ook kwam er een formule-auto met Variomatic, uiteindelijk zelfs een F-3, waarmee Rob Slotemaker en Gijs van Lennep aardige resultaten behaalden.

Londen-Sydney-Marathon
Maar publicitair doorslaggevend was toch de deelname met een 55 van twee fabrieksteams aan de fameuze Londen-Sydney-Marathon in 1968. Rob Slotemaker en Rob Janssen finishten deze loodzware rally als 17e, terwijl David van Lennep (broer van) en Peter Hissink de 56e en laatste plaats bezetten, maar wél op tijd binnen waren.

De zeer positieve publiciteit van dit evenement was voor DAF een reden om met een opvoerset voor de 55 op de markt te komen, die onmiddellijk zeer veel aftrek vond. Het setje behelsde een Weber-carburateur (in plaats van de Solex), fellere nokkenas en een gewijzigde vering, aangevuld met lichtmetalen wielen, toerenteller, sportstuur en een andere uitlaat om het sportieve karakter te onderstrepen. Bij dit pakket hoorde ook Marathon-emblemen die op de carrosserie moesten worden geplakt. De prijs van het geheel is me ontschoten, maar niet dat het een vermogenswinst van 55 naar 75 pk opleverde.

Testrijder
Maar die prijs was me toch te hoog om het begeerlijke setje aan te schaffen. Maar toen ik tijdens het jaarlijkse Kerstdiner van DAF naast Rob Koch van de sportafdeling kwam te zitten geschiedde het onvermijdelijke. Mijn belangstelling werd gehonoreerd met het voorstel zo’n set op m’n 55 te monteren, mits ik als testrijder zou fungeren, diverse ontwikkelingen uit kon proberen en daar regelmatig verslag van wilde uitbrengen. DAF immers overwoog een Marathon-versie van 55 én 55 Coupé als seriemodel in productie te nemen.

Het resultaat was gewéldig. M’n Dafje stond er opeens veel stoerder bij en vooral het uitlaatgeluid was zonder meer imposant. Door een speciale Variomatic (met verhoogde riemsnelheid en sportiever schakelgedrag) en het extra vermogen was de acceleratie veel en veel vlotter, terwijl de topsnelheid (zelf met chronometer gemeten) een voor die tijd en zo’n autootje verbluffende 168 km/h bedroeg. Een snelheid – er was nog geen maximum, toen – die door medeweggebruikers nauwelijks werd geaccepteerd (‘Ik laat me toch niet inhalen door een Daf!’) en soms tot vermakelijke taferelen leidde. Want hij was snél.

Enorme knal
Bij regelmatige bezoeken aan de rally-afdeling werden af en toe wat dingetjes veranderd, maar het ging allemaal goed, héél goed. Totdat in Zuid-Frankrijk het noodlot toesloeg. We waren een paar weken met Philip Freriks (toen nog geen nieuwslezer, maar Parool-correspondent in Parijs) en familie vlakbij Menton gelogeerd en op weg naar die leuke markt net over de grens in Ventimiglia gaf m’n Daf een enorme knal en blokkeerde het linker achterwiel. Dan is het even lastig het voertuig toch op koers te houden, maar de nodige cursussen bewezen hun nut weer eens.

In de berm staand constateerden we een flink gat in de bodemplaat en een stukje terug lag er een sector van een Variomatic-schijf op het wegdek, dat ter plekke een kleine bomkrater vertoonde. Die schijven maakten enorme toerentallen, dus de centrifugale kracht als er een stuk uit losbarst moet enorm zijn geweest. Ik moet er nog altijd niet aan denken dat het gemeen scherpe stuk er ook naar boven uit had kunnen vliegen, in plaats van richting asfalt.

Lancia-monteur
Gelukkig reed Philip dicht achter ons en konden we naar een telefooncel om hulp in te roepen. De kreupele Daf dus naar een Lancia-garage laten slepen, de schade aanschouwd en met de fabriek gebeld. In Bordighera, wat verderop, was een DAF-dealer en daar zou een nieuwe Variomatic heen worden gestuurd. Die heb ik een paar dagen later met Philip’s R8 opgehaald en de Lancia-monteur heeft hem met grote vakbekwaamheid (hij had nog nooit een Daf onder handen gehad) gemonteerd. De dealer in Bordighera bracht me een schandelijk bedrag in rekening, hetgeen keurig door DAF werd terugbetaald - maar de man wel zijn agentschap kostte.

In Eindhoven werd de kapotte Variomatic geanalyseerd en de conclusie was dat de verschillen in uitzettingscoëfficiënt van de verschillende materialen van schijf en flens (waarmee de schijf op de as zat) op den duur te veel ging wringen, met dit noodlottige gevolg. Onnodig te zeggen dat de korte tijd later gelanceerde productieversie van de Daf 55 Marathon (herkenbaar aan vrolijke strepen op de flanken), de Variomatic met verhoogde riemsnelheid niét heeft gekregen.

Finish 100.000 km
Na het incident heb ik nog geruime tijd van m’n 55 Marathon, nu met een gewoon Pienter Pookje, kunnen genieten. Uiteindelijk legde hij, óók in Frankrijk, het loodje. Ironisch: op de terugweg had ik ter hoogte van Villefranche fotografisch vastgelegd dat de kilometerteller de mijlpaal van 100.000 km had bereikt. Drie kilometer daarna gaf de opgevoerde Renaultmotor met een fikse knal te kennen dat wat hem betreft die mijlpaal ook de finish was: klep afgebroken en door de cilinderwand uitgetreden.

Met een gewone motor was er niet veel lol meer aan en heb ik ‘m verkocht, aan de Daf-dealer in Amsterdam-Noord ‘die er wel een klantje voor wist’. Niet lang daarna gaf ook DAF het op: in 1975 werd de personenautotak aan Volvo verkocht. De vrachtwagendivisie is nu, heel succesvol, onder het Amerikaanse Paccar, in Born werden vervolgens Mitsubishi's gebouw en nu Mini's. Een goede fabriek, jammer van het merk DAF.

Maar wát een plezier hebben we van deze vrolijke versie van de Daf 55 gehad.