Auto-icoon: Citroën DS 19

Herinneringen aan een zeer bijzonder automobiel, die op 4 oktober 1955 debuteerde in Parijs.

In onze nieuwe serie ‘Auto-Iconen’ noteert Robbert Keegel zijn persoonlijke herinneringen aan de Citroen DS 19.

Op de dag af 59 jaar geleden, 4 oktober 1955, zag een van de beroemdste auto-iconen het daglicht, de Citroën DS 19. Zijn debuut op de Parijse autosalon (die toen nog niet Mondial heette) was een overweldigend succes: binnen een kwartier kon Citroën al 743 orders noteren en op de eerste dag van de tentoonstelling klom het aantal verkopen tot 12.000. In de twintig jaar dat de DS – en de iets goedkopere en simpeler ID 19 – werd geproduceerd vonden in totaal bijna 1,5 miljoen exemplaren een koper.  

Mijn eerste kennismaking met het verbluffende nieuwe vlaggenschip van het eigenzinnige Franse merk Citroën vond – net als voor zovele Nederlanders – in oktober 1955 plaats in de showroom van de markante vestiging bij het Olympisch Stadion te Amsterdam. Met mijn goede vader hadden we er een fikse tijd voor in de rij gestaan, want er werden niet al te veel nieuwsgierigen – én kopers – tegelijk binnengelaten en de belangstelling was overweldigend.

Bezienswaardigheid
De DS wás dan ook een bezienswaardigheid. Niet alleen de frappante stilering (ontwerp van Flaminio Bertoni, nee, niet Bertone) was aanlokkelijk, ook de opmerkelijke techniek was hoogst interessant voor het knulletje van twaalf, wiens auto-gekte met de paplepel was ingegeven. De op het Stadionplein gul verstrekte brochure was jarenlang een prachtstuk in m’n foldercollectie.

M’n relatie tot de DS bleef vooral platonisch, mede doordat een goede vriend van m’n vader, tegen onze verwachting en vooral hoop in, zijn Traction Avant niét inruilde voor een DS, maar een Kever Cabriolet verkoos. Met de wetenschap van nu zouden we dat verklaren met zijn 'uit de kast komen'. Jaren later veranderde echter mijn afstandelijke relatie met wat in de volksmond 'de Snoek' was gaan heten ingrijpend door wat ik nu gerust een ‘avontuur’ met een DS 19 durf te noemen. Toen ik studeerde namelijk, verdiende ik leuk bij door voor Hertz Rent-a-Car ‘one way’ verhuurde auto’s uit het buitenland terug te rijden. De beloning was eerst zes en later 7,5 cent per kilometer en dat tikte voor een beursstudent lekker aan. Bovendien reed je vanaf leuke bestemmingen, veelal Parijs, maar ook München en Milaan, een grote variatie aan auto’s naar Nederland.

Gebroken arm
Een bevriende familie wist van deze activiteiten en deed een beroep op me om hun DS met caravan naar Zuid-Frankrijk te brengen. De pater familias had namelijk zijn arm gebroken bij het tennissen en kon dus zelf niet rijden. Moeder en drie dochters evenmin, dus kwam ik in beeld. Met een ziekenhuis in, ik meen, Cannes, was geregeld dat na een week of wat dáár het gips verwijderd zou worden, zodat de goede man zelf terug kon rijden.

Het leek me wel wat, dus gingen we monter van start. Ik had al wat proefgereden met de DS, want de bediening, vergde, laten we het zo maar noemen, enige gewenning – en bij Hertz hadden ze géén DS’en in de stal. De hydropneumatische vering wende snel en bleek ideaal voor het caravan-trekken, met zijn gelijkblijvende rijhoogte. Ook het super-directe en zeer bekrachtigde stuur (met die leuke ene spaak) had ik snel onder de knie, maar het remmen was beslist een ander verhaal. In plaats van een gewoon rempedaal zat er in de DS een soort rubberen paddenstoel waar je naar maar hoefde te wíjzen of hij ging vol in de ho-houders. Maar ook die extreme bekrachtiging viel na enige tijd goed te doseren.

Sprite Musketeer

De tocht naar het zonnige zuiden verliep aanvankelijk voorspoedig, de stemming (en de stemmen, de meisjes konden prachtig met elkaar zingen) aan boord was opperbest en onderweg hoefden we gelukkig niet naar campings te zoeken, want was hotelaccommodatie toegestaan. Het rijden met de forse caravan, een Sprite Musketeer, viel mee, ook over die notoire Franse provinciale wegen – de Autoroutes bestonden nog slechts in de planning. De bijna-tweeliter viercilinder die, uiteraard bij Citroën, de voorwielen aandreef was met z’n 75 pk weliswaar geen pure krachtpatser, maar de Sprite kon-ie hebben. Echt m’n hobby zou het caravan trekken echter niet worden, sterker nog: ik heb het nóóit meer gedaan.

Alles wel, totdat ergens voorbij Lyon de DS besloot zijn reputatie van onbetrouwbaarheid ook voor ons waar te maken. Er ging iets mis in het ventilatiesysteem (airco kon je dat nog niet noemen), waardoor dat alleen nog hete lucht ophoestte. Gek genoeg kon dat ook niet worden afgezet, als onderdeel van de talloze te ingewikkelde constructies die de godin (Déesse) zo bijzonder maakte – en gehaat bij monteurs.

Reparatie van twee dagen

De concessionaire in een plaatsje langs de voorgenomen route (jawel, zo’n klapboek van de onvolprezen ANWB) kende het probleem wel en meldde ons monter (de oudste dochter had MMS gedaan en die kon dus Frans spréken, terwijl wij gymnasiasten het alleen hadden leren lezen en vertalen) dat de bewuste reparatie tenminste twee dagen in beslag zou nemen. Twéé dagen, want als bij een Déesse, bij wijze van spreken, een bougie verwisseld moest worden, diende tenminste de carburateur te worden uitgebouwd.

Twee dagen in dat gehucht wachten vonden we geen goed idee en we besloten dus maar door te rijden. De dealer bleek wel in staat het ventilatiesysteem geheel uit te schakelen en aangezien we toch niet al te hard reden en de sponningloze ramen van de DS veel frisse (maar warme) lucht binnenlieten was dat nèt te harden.

Dus DS, Musketeer en de dames netjes op een camping ergens bij Antibes afgeleverd, waar ze een geweldige vakantie hebben gehad. Pa kwam later, werd tijdig ontgipst en kon de inmiddels gerepareerde DS veilig repatriëren. Ikzelf was al na een dag of wat per trein huiswaarts gekeerd, een leuk verhaal rijker.

Dubbeltest
Toen ik later de autorubriek in Het Parool (toenmalig hoofdredacteur Sandberg reed zelf een DS Pallas) verzorgde, hebben we de kennismaking met De Snoek hernieuwd, met een dubbeltest van een Pallas (zo eentje met meedraaiende koplampen) en een NSU RO 80, ook al zo’n icoon met unieke en geavanceerde techniek: een Wankel-rotatiemotor.

De NSU won op punten, mede door de normalere bediening, maar dat doet er verder niet toe. De DS werd niet veel later afgelost door de CX. Eind van een tijdperk, maar niét van de populariteit van de DS. In ons land alleen al rijden er nog zeker een stuk of vierduizend rond. Met recht een auto-icoon.