Drie jaar is bij de Beierse Motoren Fabriek zo’n beetje de periode om een model tussentijds wat op te frissen, voordat het na meestal vijf jaar (maar aan die tijdsspanne wordt vanwege de steeds heviger concurrentie wat geknaagd) helemaal op de schop gaat. Aan de buitenzijde is de opknapbeurt bij de X1 weinig ingrijpend, maar een aardige nose job laat de kleinste van BMW’s SUV’s nog wat meer op z’n grotere broers lijken en de operatie omvatte meteen ook de montage van moderne koplampen (Xenon optioneel) en LED-dagverlichting. Verder kregen de richtingaanwijzers een hulpje in de buitenspiegels en ziet de bodemplaatbescherming er van achteren wat professioneler uit.
Van binnen zijn de interieurverzorgers harder aan de slag geweest, waardoor het geheel er nog comfortabeler uitziet – en dat ook echt is geworden – en weer wat fraaiere materialen kreeg. De opnieuw ontworpen middenconsole is nog wat verder op de bestuurder/ster gericht en er kan gekozen worden voor een buitengewoon lekker lederen stuurtje, dat nèt niet te veel knoppen herbergt.
Alleen achterwielaandrijving
Verder doet de X1, die er zich als sDrive moet behelpen met alleen achterwielaandrijving en met de titel xDrive beschikt over een uitmuntende vierwielaandrijving (met het accent op áchter) nu ook mee aan BMW’s uitrustingsprogramma dat in Lines is ingedeeld.
Het is allemaal precies wat een facelift doorgaans inhoudt en ware het vermelden nauwelijks waard als BMW niet tevens wat nieuwe motoren uit de hoge hoed had getoverd. Het gaat om twee viercilinder tweeliter turbodiesels: ‘instapper’ sDrive 16d met 116 pk en ‘topper’ xDrive 25d die zijn berijder 218 pk biedt. Bescheiden als we zijn reden we met de kleinste.
Precies schakelen
Nieuw is ook de zesversnellingsbak en dat is qua bediening een van de beste van het moment. Zeer precies schakelen, waar je bij sommige andere zesbakken nog wel eens in de coulissen verdwalen kan. Een achttraps automaat is een verstandig en comfortabel alternatief.
De aanduiding X1 is wel een beetje misleidend, want dit model mag dan qua vormgeving dicht bij de andere X-modellen staan (als we de X6 even vergeten), van een stationwagen is hij evenmin ver verwijderd. De op de bodemplaat van de 3-serie gebouwde X1 – hij deelt er de wielbasis van 2,76 meter mee – is met een lengte van 4,45 meter maar acht centimeter korter dan een 3-serie Touring. En maar twaalf centimeter hoger, terwijl hij juist twaalf centimeter lager is dan de X3, het volgende X-model in de pikorde bij BMW.
Vooral ruim
De X1 is dus een beetje van alles, maar vooral een ruime auto, waar je achterin door de extra hoogte veel ruimte hebt en een flinke bagageruimte aantreft – onder het afdekzeiltje 420 liter, met neergeklapte achterbank 1.350 liter. De zit is wat hoger en dat zal de strammere medemens waarderen, maar achter het stuur heb je niet de indruk met een MPV of SUV van doen te hebben. De wendbaarheid is gewoon die van een 3-serie – en veel beter bestaat op dat gebied niet.
Met zijn achterwielaandrijving beantwoordt de X1 sDrive verder ook helemaal aan de verwachtingen die je aan een 3-serie stelt, het is gewoon een slimme uitbreiding van het gamma, voor mensen die net wat meer bagageruimte (420-1.350 l) willen en de iets hogere zit op prijs stellen. De 16d is alleen als sDrive te koop, wie vierwielaandrijving begeert zal, terecht, naar een krachtiger motor toe moeten. Die 116 pk voor een auto van 1.555 kg houden ook echt niet over en bij het accelereren moeten de 260 Nm alle zeilen bij zetten.
Prima stop/start
Officieel begint het toerengebied waar dat maximumkoppel in wordt geleverd al bij 1.750 toeren, maar in de praktijk blijkt dat-ie pas boven de 2.000 omw/min er aardig vandoor wil. Met die prachtbak is veel schakelen geen enkel probleem, echter. De standaard stop/start-functie is in dieselland een van betere: hij slaat razendsnel weer aan en hij is ook stationair zó stil dat je soms echt moet opletten of het torretje al draait.
Niettemin rijdt deze X1 in de stad heel prettig en vormt hij een welkome aanvulling in het kleinere segment van de PC-tractoren. Als luxe boodschappenauto heel sterk, met zijn makkelijk en hoog openende achterklep, terwijl het (in delen) omklappen van de achterbank ook al zo ontzettend handig verloopt. Onder de laadvloer is een ruime ‘kelder’ met een mogelijke slimme indeling in compartimenten. BMW levert een keur van hulpmiddelen om ladingen klemvast te zetten. Ook de mooie dakrails, die in zwart, mat aluminium of hoogglans alu leverbaar zijn, staan in het accessoirelijstje. Voor minimaal 255 euro altijd doen. Als geste naar wintersportgangers zouden ze bij de xDrive eigenlijk standaard moeten zijn.
Extra bekerhouder
Het interieur ziet er heerlijk uit en is écht BMW. Perfecte stoelen, ook achterin, waar de hoofd- en beenruimte ruim voldoende zijn. De bediening is bijna voorbeeldig, ware het niet dat de Beiers sinds enige tijd kiezen voor schakelaars die weer in de ruststand terugkeren. Ik vind dat voor álle schakelaars vervelend, maar vooral bij die van de richtingaanwijzer en de ruitenwissers. Onbegrijpelijk dat de ergonomie-meesters daarvoor gekozen hebben. Wat raar vond ik ook een soort klepje recht aan de middenconsole, maar dat blijkt te dienen om er nóg een bekerhouder in vast te zetten. Dat willen de Amerikanen natuurlijk en aangezien BMW de X1 daar nu ook levert (en sinds kort bouwt) is dat begrijpelijk.
De uitrustingsmogelijkheden omvatten alle hulp-elektronica die je tegenwoordig kunt bedenken en dat is dus een kwestie van wat je waar voor over hebt. Ook qua infotainment zijn er talloze mogelijkheden.
Al met al een prettige super-stationcar, voor 38.440 euro, al zou ik voor twee mille meer voor de 18d gaan, die zo’n veertig pk meer biedt, althans als het een diesel moet zijn. Voor mensen die minder rijden is als instapper de 20i met 135 pk aan te bevelen, à € 39.715.
Schrijf een review