Laten we een beetje positief beginnen: de nieuwe Sebring is een veel markantere auto om te zien dan zijn voorganger. De voorkant knoopt aan bij het design van de Crossfire, die sportcoupé op basis van de vorige Mercedes SLK. Dezelfde lijntjes over de motorkap en die accentuering van het midden van de auto met een carrosserieplooi, die zelfs tot in het interieur doorloopt. Een stoere grille, herkenbare koplampen en een oplopende taillelijn.
De achtersteven is veel korter dan voorheen, wat voor de ruimte in het interieur natuurlijk wel voordelig is, maar het beladen van de bagageruimte door het kleine klepje wel wat moeilijker maakt. Overigens is de kofferruimte ook iets kleiner dan voorheen: 394 tegen 453 liter. Maar zoals gezegd zit je daardoor binnen – en dan vooral achter – wat ruimer in de Sebring. Amerikaanse auto’s zijn nooit ruimtewonderen en daarop is deze Sebring geen uitzondering, maar hij is toch merkbaar ruimer dan de vorige editie, bij een slechts een centimeter langere (nu 4,85 meter) en vijf centimeter bredere (nu 1,84 meter) carrosserie.
De aankleding van het interieur is een kwestie van smaak en die van de ontwerper is blijkbaar niet de onze. Dat nephout op het stuurwiel en boven het dashboardkastje past helemaal niet bij de rest die in verschillende licht grijze tinten in wat goedkoop ogende plastic is uitgevoerd. Maar de afwerking is wel veel degelijker dan we gewend waren van vroegere Chrysler-producten. Je hoort niets rammelen.
Tenminste niet aan het interieur, moeten we daar aan toevoegen, maar dat compenseert de dieselmotor wel. Het is opmerkelijk genoeg een exemplaar uit de stal van Volkswagen – een 140 pk tweeliter direct ingespoten 16-kleps turbodiesel. Opmerkelijk, want binnen het DaimlerChrysler-concern heeft zustermerk Mercedes toch ook een dieselmotor paraat. Die is zelfs leverbaar in de Chrysler PT Cruiser.
Dat zou een betere keuze zijn geweest, want het lukt blijkbaar alleen Volkswagen en Audi om die machine een beetje stil te krijgen. Andere merken hebben er meer moeite mee, zoals we enige maanden geleden al ondervonden toen we de nieuwe Mitusbishi Outlander met diezelfde dieselmotor reden. In de Sebring maakt hij nog meer lawaai, vooral stationair – met koude motor helemaal – en bij het optrekken. Pas bij constante snelheden treedt de beschaving in die past bij een limousine van het formaat (en de prijsklasse) van de Sebring.
Erg jammer, want de turbodiesel is wel lekker vlot en behoorlijk zuinig. Hij weet de ruim 1.600 kilo wegende Sebring goed in beweging te houden, maar die penetrante dieselratel verpest het rijgenoegen nogal. Verder is de Sebring best een comfortabele en royale auto, die aanzienlijk beter op de weg ligt dan zijn voorganger. Helaas heeft Chrysler het nodig gevonden om de modelvernieuwing gepaard te laten gaan met een behoorlijke prijsverhoging van 2.000 euro, waarmee de goedkoopste benzine-Sebring nog maar net onder de dertig euromille blijft. De door ons gereden turbodiesel is met 33.400 euro nog een stuk prijziger. Te prijzig naar onze smaak om de concurrentie uit met name Korea effectief te bestrijden.
Schrijf een review