Oke, met een vanafprijs van 17.855 euro is de One 55 kW met alle respect nog steeds niet voor de minima, maar ten opzichte van de vorige instapper met 70 kW is er toch 1560 euro euro van de prijs af. Dat zit ‘m dus puur in het aangepaste motorvermogen onder de kap, want verder is deze 75 pk-uitvoering gelijk aan andere One’s. Je kunt de basisuitvoering One herkennen aan de 15 inch wielen en de zwart gespoten spiegelkappen en achterklephandgreep. Het interieur is ook donker uitgevoerd, en heeft dankzij bekende stijlelementen op het dashboard en de middenconsole zoals de tuimelschakelaars en de giga-snelheidsmeter nog steeds een eigentijdse, moderne uitstraling. In combinatie met de donkergrijze lak is het echter geen spannende verschijning, maar opvallen doe je nog steeds. De stickers op onze demo doen daarbij een duit in het zakje, want met de lage bijtellingsgekte moet iedereen (terecht) weten dat de Mini door zijn lage verbruik ook in de zakelijk interessante 20%-categorie valt.
Minimalism
Dat geldt ook voor de Mini One 95 pk, want in beide uitvoeringen ligt een 1.4 liter benzinemotor die gemiddeld 5.3 liter/100km aan Euro95 verstookt en 128g/km CO2 uitstoot. Deze moderne zestienkleps viercilinder werd door BMW samen met PSA (Peugeot/Citroën) ontwikkeld en blijkt ook in de praktijk opvallend spaarzaam: 6.5l/100km ofwel 1 op 15.5. Hier werpt het pakket Minimalism maatregelen zoals een start-stop functie zijn vruchten af.
Wanneer je bij stilstand de versnelling in neutraal zet en de koppeling op laat komen, slaat de motor subiet af. Zodra je weer wilt rijden is het een kwestie van de versnelling inschakelen om de motor te doen starten. Tijdens het intrappen van de koppeling en het ter hand nemen van de versnellingspook start de viercilinder automatisch. Dit gaat niet zo snel als bij een smart mhd, Mazda i-stop of Kia met ISG, dus even scherp zijn bij het verkeerslicht. Verder omhelst het pakket een ijverige op- en terugschakelindicator in het instrumentenpaneel en past Mini regeneratie van de remenergie toe.
Zuinig...
Het gerealiseerde testverbruik (met ingeschakelde airco) is zonder meer goed te noemen, zeker omdat juist een Mini niet uitnodigt tot een ‘Doeks uut Hasselt-rijstijl’. De directe besturing en het solide onderstel zijn namelijk als vanouds in staat het karakteristieke kartgevoel te bieden, instapper of niet. Zijn lichtvoetige karakter en wendbare carrosserie blijven je aansporen om een bocht als een uitdaging te zien en niet als een hindernis, al liggen de grenzen door de smallere standaardbanden iets minder ver. Toch kun je zo de snelheid er plezierig goed in houden. En dat is maar goed ook.
...maar ook in presteren.
Het zijn niet de 75 paarden die ’t m doen, maar vooral de manier waarop de 1.4 zijn krachten loslaat. Ten opzichte van de 95 pk-variant komt het maximumvermogen 1500 toeren eerder vrij, bij 4500 omwentelingen. Ook de 120 Newtonmeters (minus 20 in vergelijking met de sterkere variant) zijn eerder beschikbaar, bij 2500 toeren. In de praktijk voelt de teruggetunede niet kwiek aan, en lijkt het motormanagement de krachtbron niet ‘los’ te maken. Accelereren in elke versnelling gaat gepaard met een trage stijging van het toerental, alsof het een doodzonde is om aan de bak te gaan. Dat blijkt ook uit de opgegeven topsnelheid van 175 km/u, die zo’n 10 km/u buiten bereik bleef.
Bij heel lage toeren voelt de krachtbron zich wel thuis, in die zin dat het opvolgen van de ijverige schakelindicator helemaal geen protest oplevert. Bovendien is de vierpitter tot zo’n 120 km/u vrij stil. Toch heerst steeds het gevoel dat de 1.4 er geen zin in heeft of mag niet mag presteren. Wel ideaal voor de Cooper S-rijder die teveel bekeuringen op zijn naam heeft gezet... Uit eerdere ervaringen met een MiTo 1.4 -die ook softwarematig tot een dergelijk vermogen is ingedamd- weten we dat dit helemaal niet noodzakelijk is om een bescheidener variant in de markt te zetten. Dat zou Mini moeten weten! De zesbak treft overigens geen enkele blaam, die schakelt zoals we inmiddels gewend zijn ongekend strak en met een sportief klik-klak gevoel.
Earl Grey graag
Wat deze ‘voordelige' variant wel weer aantrekkelijk maakt zijn twee mee te bestellen pakketen; Business en Earl Grey. Vooral het eerste kleedt de One 55 kW aan met luxe die je eigenlijk niet wil missen. Dat weet de dealer ook, want je betaalt 999 euro voor airco, een middenarmsteun, lederen stuur met cruise control en portable navigatie met Bluetooth van fabrikant Garmin. Een prima werkend systeem dat naast de toerenteller is geplaatst maar zo helaas wel wat uit het zicht staat. Gezien onze ervaringen in de testperiode zouden we een extra investering voor af-fabriek routehulp achterwege laten. Het Earl Grey pakket gaat meer voor het opleuken van de koets, met de Cooper S-kleur Dark Silver metalic, 15 inch lichtmetalen wielen –wieldoppen zijn toch wel not done- en witte knipperlichten. Altijd doen dus, tegen inlevering van 999 euro. Dat we de tenslotte optie ‘boordcomputer’ zouden moeten aanvinken verbaast ons enigszins, die functie hebben zijn makers voor de One standaard uitgeschakeld.
Onderaan de streep eindigen we zo op net geen 20 mille. Je ziet, met een beetje rationele blik is die dertig mille echt geen ‘vereiste’ om Mini te rijden. Om het Mini rijden echter compleet te maken valt wel minstens de 70 kW/95 pk-versie aan te bevelen. Deze kost 1590 euro meer en biedt eigenlijk het meeste ‘Value for Money’ voor een Mini.
Schrijf een review